30 jaar Vaneylen, een interview met oprichter André

NIEUWS

30 jaar Vaneylen: een gesprek met oprichter André

30 jaar Vaneylen: een gesprek met oprichter André 1989. Een Lommelse bediende neemt een beslissing. Hij begint met een eigen drukkerij voor promotiekledij. Gewoon, in zijn garage. Waarom? De passie voor het drukken, dat dan al 20 jaar volop brandt. Het is het begin van een hele weg, vol veranderingen en groeipijnen. Een weg van […]

30 jaar Vaneylen: een gesprek met oprichter André

1989. Een Lommelse bediende neemt een beslissing. Hij begint met een eigen drukkerij voor promotiekledij. Gewoon, in zijn garage. Waarom? De passie voor het drukken, dat dan al 20 jaar volop brandt. Het is het begin van een hele weg, vol veranderingen en groeipijnen. Een weg van vallen en opstaan. En vooral: hard werken. Maar zich de keuze beklagen? Dat nooit.

Een interview met André Vaneylen: de bezieler van de firma in promo- en bedrijfskleding, zoals we het vandaag kennen. En iemand die nog altijd een oogje in het zeil houdt.

André Vaneylen
André Vaneylen

Als je het moderne gebouw aan de Balendijk in Lommel ziet, kan je je haast niet voorstellen hoe klein het ooit is begonnen. En toch is het zo. André Vaneylen zit zelfs al langer dan dertig jaar in het vak. “Eind de jaren ’60 ben ik in het drukwerk gerold”, steekt hij van wal. “Als bijberoep. Want tegelijk was ik Chef Facteur bij De Post, zoals ze dat toen noemden. Om half vijf ’s ochtends begon ik, en om één uur ’s middags stond ik terug thuis. Wat doe je dan met de rest van de dag? Dus ben ik bij een drukker beginnen werken, als bijberoep. Het beviel me 100%. En tussen ons gezegd: eigenlijk meer dan wat ik op De Post deed.”.

André krijgt een tinteling in de ogen, als hij eraan terugdenkt. “Honderden en honderden doodsprentjes heb ik gedrukt. En het klinkt misschien wat raar, maar dat was plezant werk. Jaja, dat drukken met degel en offset, ik ben er eigenlijk gewoon ingerold.”. En de vaak lange werkdagen, met soms maar vier uur slaap op een nacht? Die deerden André duidelijk niet. “Als je iets doet wat je graag doet, maakt dat niks uit. En tenslotte: ziek ben ik er niet van geworden, hé.”

Op een bepaald moment komt de zoon van die drukker op leercontract. André: “Ik voelde dat ik die jongen moest gaan opleiden. Maar ik had schrik dat er ooit meningsverschillen van gingen komen. Die drukker en ik, dat waren ondertussen vier handen op één buik, zie je. Dus nam ik de beslissing om daar te stoppen, met dat drukwerk op papier. Die man is trouwens altijd één van mijn beste kameraden gebleven, totdat hij gestorven is.”

Een tuin vol T-shirts. En plastic.

Na een tweetal maanden vol lege namiddagen in de agenda, begon het echter te kriebelen. “Ik kreeg goesting om terug iets in drukwerk te doen. Maar tegelijk wilde ik mijn oude baas geen concurrentie aandoen.”. Een vriend gaf André vervolgens de gouden ingeving: “Die gaf me het idee om te beginnen met stickers en T-shirts. Ik ben dan gaan rondkijken in een speciale drukkerij. En dat beviel me wel. Dus begon ik met zeefdruk, in plaats van offset op papier. Nog altijd als bijberoep, maar volledig op mezelf.”.

André pakte het in het begin bewust klein aan. “Ik heb mij een kleine, manuele handdrukmachine gekocht en ben begonnen. Als je kinderen hebt die aan het opgroeien zijn, dan doet ge geen zotte toeren, hé. En alles wat ik verdiende en niet nodig had voor mijn gezin, stak ik opnieuw in mijn zaak. Ik had immers toch mijn werk bij De Post. Aan dat drukwerk verdiende ik dus bijna niks.”. En zo breidde de zaak van André stelselmatig uit. De kinderen begonnen hem daarbij te helpen. Zo herinnert hij zich een bestelling van wel 5.000 T-shirts: “Allemaal met de hand gedrukt, toen. De blanco kledingstukken moesten we dan uitpakken in de tuin. Alles vol met plastic. En mijn dochters maar die verpakkingen opentrekken en de T-shirts voor me klaarleggen.”.

André bleef alles in bijberoep doen. Hij haalde zelfs zijn pensioen bij De Post. Maar ondertussen kwam zijn dochter Suzie vast in dienst, samen met een andere medewerker. Kortom: de zaak begon goed te lopen. Werfborden, stickers, spandoeken en belettering op auto’s. T-shirts voor jeugdverenigingen en de eerste bedrijven, zoals Brico Lommel. Maar er is één opdracht van het eerste uur, dat André in het bijzonder is bijgebleven. “Via-via kreeg ik een vraag van de Stad Lommel. Of ik 200 stickers van spelende kinderen wilde maken, om op borden te kleven. Je weet wel, voor bij het begin van het schooljaar en zo. 10 jaar heb ik die op straat zien staan. En ze bleven er goed uitzien. Dat deed wel iets, toen.”

Het roept bij André ook herinneringen op aan het kunstenaarswerk, dat drukken toen was. Zo noemt hij het zelf ook. “Voor die borden van de Stad Lommel projecteerde ik een foto van een kind op een tafel. En tekende ik dat over. Absurd veel tijd vroeg dat toen.”. Het was ook de tijd dat alles op film werd gemaakt. “Er waren toen nog geen computers. Met een reprocamera maakte ik foto’s. Dat duurde toen lang, om een film klaar te hebben. Nu rolt alles uit de printer, alsof het niks is.”. Het valt amper te bevatten, maar de man drukte alles in zijn garage. Nadien werd een stuk bijgezet in de tuin. En kwam de eerste volautomaat, in vier kleuren.

“Drukwerk blijft een ambacht”

Ondertussen zijn dochter Suzie en schoonzoon Steven er komen bijzitten. De twee rechterhanden van André, die al in de jaren ’90 alsmaar meer in de zaak hielpen. De zaak breidt nog verder uit en barst uit z’n voegen. In 1997 volgt dan ook een belangrijke volgende stap. Steven en Suzie kopen een handelspand in de Leopoldlaan. “Een afgebrand gebouw, dat we toen helemaal hebben verbouwd. En toen dat klaar was, namen Suzie en Steven de zaak over.”, verduidelijkt hij. Met de verhuis kwamen er nog een aantal zaken bij. “We hebben toen een tweede volautomaat genomen, in 8 kleuren. Een zeefdruk-carrousel, voor T-shirts. En we openden een echt afhaalpunt voor onze klanten. Met een enkel rek met wat textiel erbij. Veel was het niet, maar er zat potentieel in.”

De belangrijkste nieuwigheid in de Leopoldlaan-periode, was echter de komst van werkkledij. “Nadat we er een jaar zaten, zijn we dat ook beginnen aanbieden. Er was gewoon vraag naar. Zo was er een dakwerker die bedrukte T-shirts bestelde, maar ook werkbroeken wou. Kwestie van er niet apart voor te moeten rondrijden, hé.”. Het was ook het begin van de rechtstreekse klanten. “Via mond-aan-mondreclame vonden ze hun weg. Want reclame deden we toen eigenlijk niet. T-shirtjes uitdelen met ons logo op, dat wel ja. Aan lopers en sporters. Op die manier kwamen op den duur ook de voetbalclubs naar hier.”.

Ik vraag André of hij die klanten ook heeft zien veranderen, doorheen de jaren. Daar moet hij niet lang over nadenken. “Vroeger was er niet veel design aan. Het was gewoon een kwestie van met een zeefdruk wat tekst erop te zetten. Eventueel met een paar kleurtjes, en dat was het. Goedkeuring van de klant was daarbij ook niet echt nodig. We kregen carte blanche. Dat is tegenwoordig wel veranderd. De mensen zijn goed op de hoogte van alles en hebben al in hun hoofd wat er gedrukt moet worden.”. Dochter Suzie beaamt dat: “Neem nu de kleuren. Vroeger was dat gewoon ‘rood’. Nu werken we met kleurstalen en kijken we met de klant welke tint rood het moet zijn. Pantone-nummers erbij en al.”. André ziet er ook een logische verklaring voor. “Elke firma wil z’n eigen uitstraling, hé. Fatsoenlijk voor de dag komen bij de klanten en weten waar de werknemer van komt. En dat is een kwestie voor ons, om hen daarin het allerbeste te helpen. Dat imago te versterken.”.

Het zet André duidelijk ook aan het denken, over de manier waarop sommige mensen naar drukken kijken. “Veel is tegenwoordig geautomatiseerd, da’s waar. Maar er komt toch nog altijd veel stielkennis bij kijken. Het blijft een ambacht, met de hand. De T-shirts mooi op de plank. De machine correct instellen. Recht drukken. En de keuze van de inkt! Met de combinaties van verschillende materialen in een kledingstuk, is dat een kwestie van een goede gulden middenweg te zoeken. Het is ook daarom dat ik hier nog altijd rondloop, om de jonge gasten daarin raad te geven.”, pinkt André.

Ook de kledingstukken zelf zijn serieus veranderd. Daar wil André ook wat over kwijt. “In het begin kreeg ik via een importeur vooral Chinese T-shirts. Op zich goede kwaliteit, want ze gingen even lang mee. Maar toch was de snit niet wat het moest zijn voor mij. Gelukkig kwamen er toen merken als B&C en Fruit of the Loom. Dat waren toen de pioniers, waarmee ik direct zakendeed. En nu zijn er wel 15 of 20 merken.”.

Een toonzaal. En de focus op rechtstreekse klanten.

Sinds 2005 zitten de Vaneylens op de huidige locatie. Schoonzoon Steven: “We voelden dat het daar in de Leopoldlaan veel te klein werd. Ik wilde vooral ook een toonzaal, om rechtstreekse klanten het aanbod heel goed te tonen. Zeker met de werkkleding erbij.”. Suzie doet hem toch ook even aan de praktische problemen van toen denken. “Met paletten of zelfs nog maar een karretje binnenkomen. Dat was een ramp in de Leopoldlaan. Draaien en keren. We moesten eens 30.000 T-shirts drukken voor een loopwedstrijd. Dat waren 300 dozen. Het ging er gewoon niet binnen.”.

De extra ruimte zorgde er ook voor dat de familie extra machines kon kopen. “Dat is ongelooflijk goed geweest qua efficiëntie”, zegt André. “Vroeger werd alles ook nog eens met de hand gestript met een hogedrukspuit. Er waren dagen dat we 50 zeven per dag hadden. Alleen al het uitsparen van het continu schoonmaken van die vroegere zeven was een grote tijdswinst.”. Steven voegt daaraan toe: “Ook het borduren is er hier bijgekomen, met speciale machines. Vroeger werd dat uitbesteed, maar we wilden voor de klanten nog sneller werken. Vooral voor jassen en vesten vind ik dat een echte aanrader.”.

Ook het aanbod van werkkledij breidde fors uit. “Neem nu de werkschoenen. Die zijn er hier bijgekomen, ook op vraag van de klanten. En die verkopen we nu elke dag.”, zegt Steven. “De veiligheid is daarbij ook heel belangrijk geworden. Genormeerde werkkleding, met Hi-Vis in fluo voor langs de weg en ’s avonds. Ook voor bijvoorbeeld een vrachtwagenchauffeur. En vlamvertragende kleding. Vroeger deden de mensen maar wat aan, als ze werkten. Een simpele broek en T-shirt. Nu kijkt iedereen naar de voorschriften. En terecht.”. Maar qua grootste innovatie blijkt stretchstof toch wel de meeste impact te hebben gehad. “Dat vergroot namelijk het draagcomfort, zelfs in de meest extreme houdingen. En dat terwijl het heel stevig is. Een combinatie die daarvoor ondenkbaar was.”, verduidelijkt Steven.

Tegelijkertijd werd een belangrijke noot gekraakt. Steven en Suzie beslisten namelijk om zich alleen nog maar te focussen op kleding. “Je kan niet alles doen en daar dan ook nog eens goed in zijn. Daarom doen we nu enkel nog werk- en promotiekleding, speciaal voor bouw, logistiek en industrie. Om specifiek daarin de beste te zijn.”.

Wat brengt de toekomst?

Als ik Steven en Suzie vraag hoe zij de komende jaren van Vaneylen zien, hoeven ze niet lang na te denken. Steven: “We merken duidelijk dat alles meer gepersonaliseerd wordt. En daar spelen we nu al op in. Als de klant dat wil, verpakken we de kleding per persoon. En wordt alles bedrukt met de naam van de werknemer. Wat we ook meer en meer zien, is dat elke medewerker een budget krijgt van de baas. En dat die dan zelf kan kiezen wat hij of zij wil uit ons assortiment.”. Suzie beaamt: “Mensen willen er mooi uitzien en zich goed voelen in hun werkkleding. En de werkgevers hebben dat gelukkig ook meer en meer door.”.

Verder willen Steven en Suzie inzetten op hun al grote toonzaal. “Op de eerste verdieping hebben we een nieuw stuk geopend. Er is namelijk een merk bijgekomen en het aanbod blijft maar groeien. Op die manier kan iedereen de kleding niet alleen zien, maar ook voelen en passen.”, zegt Suzie.

En André? Die loopt nog altijd in de gebouwen rond, als een echte coach. Elke dag. En dat hopelijk nog voor heel wat jaren.